Overwegingen tijdens het wieden.....   index

Een van de vervelendste tuinklussen hier is het wieden van een klein, schuin oplopend stuk aan de achterkant van het huis. Het is voornamelijk begroeid met irissen, die nauwelijks kapot te krijgen zijn, overigens. Helaas groeide er voordat dit talud werd gemaakt door de onvolprezen Daniel Roger allerlei onkruid, vooral die vervloekte kermès-eik. Dat is een gruwelijk gewas, met het uiterlijk plus de stekeligheid van hulst en een niet te stuiten expansiedrang. Je kunt de nieuwe spruiten met de hand uitrukken als ze net boven de grond komen, want dan zijn ze nog zacht. Wekelijks reinigen van dit stuk is geboden. Wacht je twee weken, dan moeten er handschoenen aan te pas komen.

Bovendien is dit stukje tuin besmet met ‘aoutats’, een allerakeligst soort ongedierte: een met het blote oog niet te ontwaren soort mijt, die via mouwen of langs je benen onder je kleren kruipt , een warm plekje zoekt en daar een dag of wat blijft zitten om zich vol te tanken met jouw bloed. E.e.a. veroorzaakt heftig jeukende bulten, die pas na een dag of zes in kracht afnemen en daarna nog lang zichtbaar blijven. Het helpt als je je voor het wieden insmeert met voor die beestjes onaangenaam ruikende olie.

Vaak doe ik dit nare karweitje in de ochtend, als het nog niet zo warm is. En dan om 12 uur begint de klok van het kerkje in Pierrerue te luiden. Want hier in Pierrerue luidt men nog het ANGELUS, drie keer per dag. ’s Ochtends mogen wij het wel eens missen en ’s avonds zijn we ook druk met van alles, maar om 12 uur dringt het meestal tot me door.

Het liedje uit mijn kinderjaren luidt:

 Het Angelus klept in de verte in tonen zo zuiver en hel.
 De grootmoeder knielt op de drempel, de kinderen zij staken hun spel,
 Grootmoeder bidt ‘Onze Vader’; de kinderen zij zeggen ’t na.
 Een zonnestraal glijdt door het loover,
 Een glimlach, een glimlach, van ‘s Heeren genâ.

De melodie is heel aardig; de liedjes van vroeger hadden vaak aantrekkelijke melodieën. In het ruime aanbod van Marialiederen waren er behoorlijk wat met een weliswaar zotte tekst, maar een fraaie melodie. Denk bijvoorbeeld maar eens aan dat lied van die reine maagdenwijn:

‘Hoe heeft uw naam een lieven klank, zo blij als d’eerste mei ...’

Het liedje zet me aan het overpeinzen. De rolverdeling in het gezin bijvoorbeeld. Duidelijk is dat de grootmoeder, inwonend?, hier op kinderen past die aan het spelen zijn. Waarom knielt die grootmoeder trouwens op de drempel? Heeft ze geen zacht kussentje ergens? Wat doet de moeder van die kinderen? Is zij de lunch aan het voorbereiden? Of zou ze uit werken zijn? Goed geregeld: moeders werken, oma past op?

Het meest intrigerend echter is dat de grootmoeder ‘Onze Vader’ bidt. Aan het Angelus oftewel ‘De Engel des Heren’ komt geen Onze Vader te pas. Het was – want ja, als kind heb ik dat ook gebeden – een wonderlijke tekst: ‘De engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt’ Wat zou hij gehaald hebben? Aardappels? kaas? Waarom deed Maria zelf haar boodschappen niet? ‘En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest.’ Wat heeft zij ontvangen? Een stukje chocola, een ander extraatje? Als kind begreep je er geen lor van.

Maar na deze twee regels volgde een ’Weesgegroetje’, niks te Onze Vader! Dan weer twee regels en weer een Weesgegroet en dan nog een keer, twee slotregels en een kort eindgebed, klaar!


index  

print