Bridge à la Prades   index
Voor we de beslissing namen om in Zuid-Frankrijk te gaan wonen, hadden we wel de voorwaarde gesteld dat er daar binnen redelijke afstand een mogelijkheid moest zijn om te gaan bridgen. In maart, bij de verkenning, bleek ons dat je voor wedstrijdbridge in Béziers moest wezen, maar dat er in de directe omgeving ook een groepje mensen op woensdagmiddagen bijeen kwam om recreatief te spelen. Béziers moest vanwege de aanvankelijke drukte nog even aangehouden worden, dus zijn we achter de recreatiegroep aangegaan. Dat was niet eens zo makkelijk, want van de mensen die we erover vroegen wisten de meesten wel van het bestaan van het bridgegroepje, maar niet hoe, waar en door wie dat georganiseerd werd. 

Uiteindelijk begrepen we dat Bernadette het geheel organiseerde. Een nieuwe serie verkenningen leerde ons dat Bernadette ook telefoon had en dat we haar dus konden bellen. Ja, we waren bienvenue op woensdagmiddag om 2 uur in het Local Municipal in Prades, 2 km bij ons vandaan, in de Grand Rue, het huis met de lichtblauwe luiken. Prades, geen wereldstad, geen winkels, maar wel een kerkje, een domaine met wijnverkoop, een rotonde en 145 namen in het telefoonboek. Even voor twee stonden we daar op de stoep: alles dicht. Ja, dat was het Local Municipal, compleet met openbare toiletten ernaast. Om precies 2 uur kwam Bernadette eraan: Ja, nee, een misverstand, vandaag was het om 3 uur, maar volgende week, dán werd het twee uur. Vlak voor drie uur waren we terug op dezelfde stoep: alles dicht. Om 3 uur kwam er nog een dame en even later iemand met een koffertje en de sleutels. Dat zag er bemoedigend uit. 

Zo belandden we in het dorpslokaal: eigenlijk meer kaal dan lo-kaal, want het was een tamelijk ongezellige ruimte, met tafeltennisinstallatie, tafelvoetbal, TV, een zitbank, maar geen verwarming, ventilatie, bar of bediening, zodat we vreesden de middag in kou en droogte te moeten doorbrengen. Bij het bridgemateriaal ontwaarden we een hoeveelheid zakjes met confetti en hoewel we beiden geoefende wedstrijdleiders zijn, was de functie ervan ons nog niet duidelijk. Met groot enthousiasme werden we welkom geheten, ook al omdat onze aanwezigheid het totaal aantal spelers voor die dag misschien wel op 10 zou brengen. Maar eerst moest iedereen met iedereen handen schudden en namen plus nieuws uitwisselen. Er bleken nog twee Nederlandse spelers te zijn. Uiteindelijk waren we met inderdaad z’n tienen en kon de indeling worden gemaakt. Dat ging anders dan we in Nederland gewend waren, maar ook wel weer heel simpel: briefjes met de individuele namen lagen op tafel en daaruit trok je je partner. Niemand speelde met een vaste partner en iedereen bood volgens het Franse standaard systeem Le Cinquieme Majeure. Systeemkaarten waren dus nergens voor nodig. 

Nu zijn wij redelijk goed op elkaar ingespeeld en houden we niet zo van individuele wedstrijden. Geheel naar waarheid konden we echter beweren dat we Standaard Nederlands Acol met enkele afwijkingen speelden en géén Cinquième Majeur en dat onze CM-boeken nog in de verhuisdozen zaten, zodat Bernadette ons dispensatie van de partnerloterij verleende. We mochten dus gewoon met elkaar spelen. Hoewel we later leerden dat je op geen enkele Franse bridgeclub in de wedstrijdzaal mag roken, bleek hier een charmante rookregeling te bestaan: roken was toegestaan, weliswaar niet aan tafel, maar wel voor het open raam, een even eenvoudige als praktische oplossing. We begonnen aan tafel 2, waar we de spellen 7-8 en 19-20 moesten spelen. Vreemd, maar er was vast over nagedacht door iemand die er verstand van had….. Gidsbriefjes waren niet nodig: je kreeg je startpositie en op elke tafel lag een gidskaart waar op stond waar je de volgende ronde heen moest. Er waren inderdaad 10 spelers, 5 paren dus. Een probleem, slechts 5 paren? Niet hier. Er werd gewoon een Howell voor 6 paren in 5 ronden gespeeld. Aan de tafel waar maar één paar zat, ontbraken dus de tegenstanders. Niks stilzittafel, zoals je zou mogen verwachten. Nee, je kwam hier om te bridgen en niet om stil te zitten en dus was er een curieuze maar praktische oplossing bedacht. 

Elke keer als je een of meer spelers te kort kwam vroeg je om een ‘dode speler’. Je riep gewoon Un Mort s’il vous plaît, en dan kwam een derde en/of vierde speler van een andere tafel (meestal de dummy) even invallen om het bieden te doen. Bij het spelen waren er natuurlijk maar drie spelers nodig om een spel af te maken en kon er weer eentje terug. Maar dan hebben ze het spel toch al gezien, dachten we zonder er iets over te zeggen, want dat doe je de eerste keer als gasten natuurlijk niet. Bernadette moet toch de vraagtekens op onze gezichten gezien hebben, want ongevraagd legde ze uit dat het niet uitmaakte: iedereen was de spellen de volgende ronde toch al weer vergeten. En, zo voegde ze er deskundig aan toe: bovendien gaan de spellen straks naar een andere tafel. Pour signaler: petit appelle, gros refus? (laag aan, hoog áf) vroeg ik toen ik tijdens een Mort-beurt met Bernadette moest spelen. Die termen dat had ik voor mijn eigen Franse systeemkaart opgezocht. Non, signaleren was nergens voor nodig, tegenspelen deed je maar op het gevoel…. 

Na de derde ronde was het pauze. Nee, het werd geen droogzitten die middag. Voor het natje en droogje was afgesproken dat de spelers zelf bij toerbeurt de consumpties meenemen: taart, koekjes, een pak fris en cider plus wijn. Daarop moest je in Frankrijk toch een middag kunnen leven. Het liep toen al tegen vijven en dus was het tijd voor taart, wijn en meer conversatie. Het volgende rondje waren we vaak de klos als Mort en in de laatste ronde werd dat nog vaker, want toen moesten twee spelers naar huis en de wedstrijdleidster ook, dus bleven er nog maar zeven over. Nou, dat bleek heel best te gaan: met z’n zevenen aan twee tafels. Het was even puzzelen welke spellen er gespeeld moesten worden en wie nu verder met wie ging spelen, om zo mogelijk te voorkomen dat iemand weer hetzelfde spel moest spelen. Een van de overblijvers had daar al enige ervaring mee en loste alles behendig op. 

Ach, zei ze nog, de meesten weten toch al niet meer of ze een spel al eens gespeeld hebben en dat klonk ons bekend in de oren. Natuurlijk was het uitrekenen van zo’n kleine groep gauw gedaan, vooral om dat een spel maar hoogstens drie keer gespeeld werd en sommige zelfs maar twee keer. Curieus vonden we ook dat hier niet 0, 2, 4 etc geteld werd, maar simpelweg 0, 1, 2 etc. Bij gelijke scores kwamen er dan wel halfjes te voorschijn. 

Bijzondere spellen kwamen we niet tegen, behalve het laatste spel misschien waarin Erna op de eerste hand twee klaveren opende, bij ons semi-forcing in alle kleuren óf een zwakke twee in ruiten, een in Frankrijk volstrekt onbekende conventie. Dat leverde een hoop tumult op, want we hadden al eerder gehoord dat na een twee klaver opening (hier altijd sterk) direct als antwoord het aantal Azen wordt aangegeven. Hoewel ik trouwhartig had gealerteerd en uitgelegd dat het fort was in een van de vier kleuren of faible en carreaux, kwam de boodschap niet helemaal aan. Na een pas rechts en mijn 2 ruiten (zwakke relay) werd me nog eens gevraagd of Erna nu sterk was of zwak; mijn antwoord dat ik het nog niet wist, bracht een zucht en hoofdschudden teweeg. Zwakke twee in harten en schoppen, daar hadden ze wel van gehoord, maar als je niet eens wist of je partner sterk of zwak was, hoe kon je dan ooit leren bridgen: en erger nog, dan zou twee ruiten ook wel niet het aantal azen aangeven. Omdat verder werd gepast, mocht ik 2 ruiten plus één maken, tegen overal 4 harten bij de buren. 

Eigenlijk een regelrechte onderstreping van de opvatting dat er veel voor te zeggen is om allemaal toch maar hetzelfde systeem te spelen, zodat je ook over dezelfde verdedigingen beschikt. Wat ons verder opviel was dat de spelers zo aardig en hoffelijk waren. Nou ja, qua bridgeniveau was het niet helemaal wat we gehoopt hadden, en daarvan viel op korte termijn ook niet veel te verwachten. Maar het had ook andersom kunnen zijn: wél goed bridgen en veel onaardige mensen. Nee dank U, dat is ons op toernooien in Nederland al vaak genoeg overkomen. Het ging ons in eerste instantie om kennis te maken met mensen uit de buurt. Verrassend was dan ook dat we meteen werden uitgenodigd om bij een Frans echtpaar uit een naburige plaats een avond te komen spelen. 

Bovendien moesten we vooral de volgende woensdag wéér komen, maar dan wel om twee uur…… De Fransen zouden zo stug zijn, hadden deskundige kennissen in Nederland ons voor ons vertrek al laten weten. Dat viel dus reuze mee. maar je moet ze niet in het Engels vertellen dat je uit Nederland komt en dat je ook goed Duits spreekt, want daar hebben ze hier niks aan als er verder geen woord Frans bij is. We zijn nog twee keer terug geweest en toen werd het te koud om te kaarten, want de verwarming deed het niet zo goed. In het voorjaar, dan zouden ze weer verder gaan. 

Maar toen we eindelijk informeerden wanneer dat precies zou zijn, kregen we te horen dat de belangstelling zodanig gezakt was dat er eigenlijk geen aardigheid meer aan was. Jammer, want het was toch eigenlijk wel een schilderachtige bezigheid. Het mysterie van de confetti is onopgehelderd gebleven. Er schijnt in de buurt nóg een lokale speelgroep te zijn die voornamelijk uit Engelsen en Nederlanders zou bestaan, aangevuld met een enkele Fransman. We zijn er niet achteraan gegaan, want het werd meteen duidelijk dat je ook dáár niet met je eigen vaste partner mocht spelen, maar moest loten met wie je een bepaalde avond moest spelen. En eigenlijk lijkt ons dat helemaal niks: we zijn samen goed ingespeeld en als we willen meedoen in de loterij gaan we wel naar het Casino. Inmiddels spelen we twee middagen in de week op clubs in Béziers en Narbonne en dat bevalt prima. Geen verplichte opkomst en geen gezoek naar invallers als je geen zin hebt om te gaan spelen en zo hoort het ook.


index    

print