Monsieur et Madame Bec kennen wij van de bridgeclub. Een
echtpaar op jaren dat ons al direct bij onze verschijning op de bridgeclub
nieuwsgierig en vriendelijk benaderde.
Zij zijn altijd bereid tot een praatje. Ze vinden het leuk om ons de finesses
van de Franse taal bij te brengen. Waren de eersten om ons bij hen thuis à la
campagne uit te nodigen voor een middagje bridge: om 3 uur verschijnen, om
half 6 een aperitiefje en dan weg wezen. Ook waren zij de eersten die ons
verzochten hen te tutoyeren, Raymonde en Etiënne - zoals hij heet - of Aubin:
zo wordt hij genoemd.
Ze zijn allebei in deze streek geboren en opgegroeid, maar hebben elkaar vlak
voor de oorlog ontmoet in Normandië of Bretagne, daar wil ik van af wezen,
waar ze in het onderwijs werkten. Raymonde heeft me wel eens verteld dat zij
als jonge onderwijzeres een groep schoolkinderen met de trein van Bretagne
naar Béziers had moeten brengen ten tijde van de oorlog: een jonge meid met al
die kinderen 7 dagen in een militaire trein!
Na hun pensionering zijn ze teruggegaan naar hun
geboortestreek. Hun kinderen waren uitgevlogen naar Parijs en Marseille en
hebben op hun tijd gezorgd voor klein- en achterkleinkinderen. Allemaal ver weg, dat wel!
Dus ze zien ze zelden.
Gezien de Becs vriendelijke mensen zijn hadden ze altijd veel contacten,
zowel via de bridgeclub in Béziers als in Montouliès, waar ze hun zomers
doorbrachten.
Doorbrachten, want nu gaat dat niet meer. Ze zijn 86, die twee. Meneer heeft
angina pectoris en ligt elke nacht aan de zuurstof. Hij heeft niet veel zin
meer in
dingen en klaagt over zijn gezondheid. Zij wil graag iets ondernemen, mensen
zien en ze vindt dat hij zeurt. Dit voorjaar kreeg zij een hartaanval. En nog
een. Ze lag een tijd in het ziekenhuis, maar genas redelijk. Dus ging ze weer
terug naar hun wat sombere appartement in Béziers.
Deze zomer waren ze nog in Montouliès, voor het eerst zonder auto. We zijn
háár een keer gaan halen voor het maandelijks toernooi
Roy René, maar ze voelden niet veel meer voor een partijtje bridge bij hen thuis.
Want ook vanuit Montouliès moest Raymonde een keer worden opgenomen in het
ziekenhuis.
In september kwamen ze weer terug in Béziers, maar inmiddels niet meer op de
club. Het werd hun blijkbaar alle twee te veel. In oktober is Raymonde
namelijk om onverklaarbare reden gevallen toen ze door Monsieur Barbance, een
andere buitengewoon vriendelijke, uiterst bejaarde man van de club, naar huis
was gebracht. Hij was al weggereden, zij kon niet opstaan. Ze heeft een kwartier op
straat gelegen, want er kwam niemand langs en ze kon niet hard genoeg
schreeuwen. Toen kwam er een Duitser voorbij die haar heeft opgeraapt en haar
bij haar voordeur heeft gebracht, maar ze konden niet met elkaar praten.
Gisteren was er een vergadering van het
bestuur van de club en Ko moest daar, als nieuw bestuurslid, bij zijn. Ik moet dan
wel mee, als
we ’s middags tenminste samen willen bridgen. Kunnen we tussen de middag
boodschappen doen. Omdat ik me ergens mee moest amuseren
dacht ik: ‘Kom, laat ik meneer en mevrouw Bec even gaan opzoeken’. Ze
wonen op loopafstand van de club, dus dat moest kunnen. Voor de zekerheid maar
even bellen.
Goed dat ik dat deed, want ze waren verhuisd. Ze zaten nog steeds op loopafstand, maar
wel de andere kant uit. In een bejaardenhuis. Op zichzelf wel een hele
opluchting, want met hun gekwakkel was het eigenlijk maar eng, met z’n
tweetjes daar in dat sombere appartement.
De gang in het bejaardenhuis was onverlicht, totdat ik de
schakelaar vond die automatisch na een minuut of zo het licht weer uitdoet.
Smal. Licht zeegroen geverfd. Verkeerd kleurtje.
Meneer en mevrouw Bec zaten samen in een propvolle kamer. Twee enorme bedden
namen de meeste plaats in beslag, grote fauteuils, ladenkasten,
nepbloemen.
Ze waren blij om iemand te zien. Het eten was
heerlijk. Ze konden naar buiten kijken, naar de auto's die langsreden.
Ze hadden het echt naar hun zin.
|